Binnen de Masteropleiding Begeleidingskunde in Rotterdam en Nijmegen gebeuren mooie en ontroerende dingen, aldus de auteur. Jaarlijks levert men een bijdrage leveren aan de leerlijn begeleidingskundig handelen, waarbij de (volwassen) studenten een ‘speelse’ werkvorm ontwikkelen en inzetten in het kader van het vooronderzoek van hun afstudeeropdracht. Volgens de auteur bevatten het spel en de muzen een eigenaardige, zelfs geheimzinnige kracht. Hoe kan men deze kracht aanwakkeren in het serieuze werk van begeleidingskundig handelen?