‘Slow-breathing' en hartcoherentietraining worden steeds vaker aangewend bij de behandeling van angst, depressie en stressgerelateerde mentale en lichamelijke klachten. Effecten van deze methoden op het autonome zenuwstelsel worden daarbij kennelijk voldoende bewezen geacht. Dit artikel geeft een tegengeluid. Volgens de auteurs zijn er voor een aantal aannamen onvoldoende empirische bewijzen. Wel zijn er gemeten behandeleffecten. De auteurs opperen dat dit kan komen door niet-specifieke therapie-effecten, een mogelijk mechanisme waarbij het werkgeheugen een rol speelt, of het placebo-effect. Passen wij methoden toe waarvan de werking onvoldoende is aangetoond door onderzoek? En hoe erg is dat? We weten toch allang dat de methode er niet toe doet? Als het maar werkt. Voor coaches die ‘evidence-inspired' willen werken, is dit artikel een aanrader.