In de begeleidingsrelatie krijg je geregeld te maken met macht in de verhouding, op verschillende manieren en op verschillende niveaus. Op de eerste plaats heb je als begeleider de rol om voor te gaan, om gids te zijn voor de ander. Dit is een leidende positie in het contact, waarbij je invloed hebt op de ander. Als je dan met een cliënt te maken krijgt die ook gewend is een leidende positie in te nemen, moet je ‘van goeden huize’ komen. Het voorgaan is dan niet per definitie een vanzelfsprekendheid. Voor je het weet, kom je terecht in eigen valkuilen en ingesleten patronen.